Collateral damage: nou en?
Geert Wilders is de grote winnaar van de Tweede Kamerverkiezingen. Een kwart van de stemgerechtigden gaf zijn stem aan de Partij Voor de Vrijheid: een ‘aardverschuiving.’ Er werden weer 1001 analyses, grafieken en lichtblauwe kaartjes uit de kast getrokken: alles wees erop dat ‘het volk’ zich had uitgesproken. Natuurlijk past een lichte relativering, en klonk ook veelvuldig dat 75% van de Nederlanders níet op het onrechtstatelijke verkiezingsprogramma van Wilders’ partij heeft gestemd.
Stemmen op een verkiezingsprogramma… hebben deze mensen dat eigenlijk wel gedaan? Je kunt niet in de hoofden van mensen kijken, dus het blijft in principe gissen waarom iemand op een bepaalde partij stemt. De zelfingenomen duiders (mijzelf incluis) hebben echt niet iedereen bevraagd op zijn keuze. Koos men voor het complete programma? De charismatische leider? Het linkse sociaal-economische deel? Het rechtse culturele stuk? Vóór zwarte piet? Tégen moslims? Of gewoon voor het afschaffen van het eigen risico? We zullen het nooit precies weten. Maar wat buiten kijf staat, is dat de mensen die een bolletje in de kolom van lijst 4 rood hebben gekleurd, niet veel moeite hebben met de plannen van de PVV die eigenlijk niet door de beugel kunnen. Althans: niet genoeg om een alternatief te kiezen; er waren immers vijfentwintig partijen in de race. Maar nee: er mocht wat nevenschade zijn. Collateral damage.
De term collateral damage werd verzonnen – zo wordt aangenomen – door Majoor-Generaal Curtis LeMay, die de leiding had over de Amerikaanse luchtmacht tijdens de bombardementen op Japanse steden in de Tweede Wereldoorlog. Het is een eufemisme, om aan te geven dat de nevenschade een groter doel dient. ‘Er zijn geen onschuldige burgers’ was LeMay’s argument om door te gaan met het gooien van brand- en kernbommen. En nu denkt een vierde van de Nederlandse stemmers er ook zo over: er mogen verschrikkelijke offers worden gebracht om Nederland in volle glorie te herstellen. Zolang het met ons en ons mooie Nederland beter gaat, mogen er mensenrechten worden geschonden: het is immers oorlog.
Ik was flink chagrijnig de ochtend na de verkiezingen: het vertrouwen in mijn medelanders had een knauw gekregen. Inmiddels dreig ik langzaam de acceptatiefase in te glijden: laat het maar gebeuren, maak er maar een hel van, dan zien we over vier jaar (of eerder) wel weer verder. Maar dat kan niet: ik moet mijzelf actief verhouden tot deze uitslag. In mijn werk krijg ik er namelijk mee te maken: ook (middelbare) scholieren ‘kozen’ immers voor de PVV. Uiteraard mag ik van Geert niet indoctrineren: ik moet kinderen leren hoe ze moeten denken, niet wát ze moeten denken [bron]. Daarin ben ik het gek genoeg met hem eens: want hoe slimmer we onze leerlingen maken, hoe breder en genuanceerder hun kijk op de wereld wordt. En dan zullen er écht wel minder PVV-stemmers zijn. Heb ik lekker toch wat ik wil!
In deze themamaand over verkiezingen laten de verschillende experts van Kaf hun licht schijnen over dit bijzondere fenomeen. Wat kiezen we, hoe kiezen, waarom kiezen we?