‘Goddank, we gaan stemmen’, verzuchten de bomen
22 november zijn er weer verkiezingen (lees daar alles over op de KAF verkiezingen101 pagina!). Waar men misschien verrast was dat we alweer naar de stembus moeten, biedt dit misschien ook wel een kans. Bij de verkiezingen staat er een grote vraag centraal: hoe zien wij de toekomst voor ons in Nederland? En daar komen belangrijke thema’s bij kijken: belastingen, welvaart, de zorg, het onderwijs, pensioenen, de energietransitie, veiligheid. Een van de termen die we nu veel voorbij horen komen is ‘bestaanszekerheid’. Maar hoe geven we dat concept concreet vorm en wat betekent dit in de praktijk? Daarover gaan we stemmen. Vanuit onze stemkeuzes volgen nieuwe wetten. Zo wordt in sommige partijprogramma’s bijvoorbeeld een herziening van de grondwet gevraagd (zo staat artikel 120 van de Grondwet het door Pieter Omzicht gewenste Constitutioneel Hof in de weg). In hoeverre is er bij deze verkiezingen dan ook ruimte voor een nieuwe, groenere grondwet?
Een bizar concept? In Ecuador bestaat al sinds 2008 een ‘groene grondwet’ waarin ‘Moeder Aarde’ eigen rechten zijn toegewezen, beslecht in de verkiezingen destijds. In haar nieuwe boek Rechten voor de Natuur (2023) kantelt Jessica den Outer ook het perspectief waarmee rechten worden toegekend: natuur verdient niet alleen bescherming vanwege het belang voor de mensheid, maar heeft een inherent recht op haar rechten. Dit perspectief doet denken aan de Verklaring van Mens en de Burger uit 1789. In de 17 artikelen van deze verklaring werden inherente rechten vastgelegd die kwamen met het bestaan als mens in de maatschappij.
Met de Verklaring uit 1789 werden echter alleen rechten voor vrije en inkomensgerechtigde mannen vastgelegd. Kort na de publicatie verscheen dan ook een nieuwe (officieuze) verklaring in een pamflet van Olympe de Gouge. Als vrouw zag de Gouge de tekortkomingen in de verklaring van 1789 en nam de vrijheid om de verklaring te verbeteren. Dat begon met de simpele exercitie om overal waar het woord “man” en “burger” stond de woorden “en vrouw” en “en burgeress” toe te voegen. Wat toen nog als bizarre uitspatting van vrouwelijke hysterie werd getypeerd, wordt nu als norm gehanteerd. Inmiddels bestaan er dan ook 30 artikelen, die in 1948 werden verkondigd als de universele rechten van de mens.
Als tegenhanger van de universele rechten schreef Stefano Mancuso in 2019 acht nieuwe wetsartikelen in het boekje De universele rechten van de plant. Maar hoe zou een Verklaring van de Planten en Bomen er eigenlijk uitzien als we dit gedachtegoed doorzetten? Als ik een de-Gouge doe kom ik op het volgende uit:
1 – Planten en mensen groeien vrij en met gelijke rechten en blijven dit. Verschillen kunnen slechts op het algemeen welzijn gebaseerd worden.
2 – Het doel van iedere gemeenschap is het behoud van de natuurlijke en onvervreemdbare rechten van de mensen en planten; deze rechten zijn de vrijheid, grond, de bescherming en het verzet tegen kap.
3 – De oorsprong van iedere soevereiniteit ligt wezenlijk bij de natuur. Geen instantie, geen individu kan gezag uitoefenen dat daar niet uitdrukkelijk uit voortkomt.
4 – De vrijheid bestaat daaruit, alles te kunnen doen wat een ander niet schaadt. Zo heeft de uitoefening van de natuurlijke rechten van iedere plant en mens alleen deze grenzen die aan de andere leden van de maatschappij het genot verzekeren van dezelfde rechten. Deze grenzen kunnen alleen bij wet vastgelegd worden.
5 – De wet heeft slechts het recht handelingen te verbieden, die schadelijk zijn voor de maatschappij en natuur. Alles wat niet door de wet verboden is, kan niet worden verhinderd en geen plant, boom of mens kan gedwongen worden te wijken voor wat de wet niet verordent.
6 – De wet is de uitdrukking van de algemene natuur. Alle planten en bomen zijn hebben het recht, persoonlijk of door hun vertegenwoordigers, aan haar totstandkoming mee te werken. Zij moet voor iedereen dezelfde zijn, hetzij ze beschermt, hetzij ze straft. Daar alle mensen en bomen in haar ogen gelijk zijn, kunnen zij in gelijke mate toegelaten worden tot alle waardigheden, plaatsen en posities volgens hun bekwaamheden en zonder ander onderscheid dan die van hun deugden.
7 – Niets of niemand kan beschuldigd, aangehouden of gevangen worden dan in bij de wet bepaalde gevallen en in de vormen, die zij heeft voorgeschreven. Ieder die daden naar willekeur nastreeft, bevordert, pleegt of laat plegen, moet gestraft worden; maar iedere burger of plant die door een wet wordt opgeroepen of gevangen, moet ogenblikkelijk gehoorzamen; door weerstand te bieden maakt men zich schuldig.
8 – De wet kan slechts strikte en weliswaar noodzakelijke straffen opleggen, en niets of niemand kan gestraft worden dan door een wet die is vastgesteld en uitgevaardigd voorafgaand aan het delict en op wettige wijze toegepast.
9 – Ieder mens en plant wordt als onschuldig beschouwd tot wanneer hij schuldig wordt verklaard; daarom moet, indien zijn aanhouding onvermijdelijk is, ieder gebruik van geweld dat niet dient om de verdachte gevangen te nemen, uit zijn natuurlijke habitat te halen of te beschadigen, van rechtswege streng onderdrukt worden.
10 – Niets of niemand mag vanwege zijn opvattingen, ook niet godsdienstige, worden lastig gevallen, in zoverre dat hun uiting de door de wet ingestelde openbare orde niet verstoort.
11 – De vrije uitwisseling van gedachten, meningen en communicatie is een van de meest kostbare rechten van de mens; iedere persoon en plant kan dus vrijelijk communiceren behoudens en bij de wet omschreven gevallen, waarin hij van deze vrijheid misbruik maakt.
12 – De waarborg van de rechten van de mens en van de plant vereisen een politiemacht; deze macht is dus ingesteld voor het voordeel van allen en niet voor het particulier gebruik van hen aan wie ze is toevertrouwd.
13 – Voor het onderhouden van de politie en voor de uitgaven van de administratie is een algemene belasting noodzakelijk, zijn moet gelijk worden verdelen onder de burgers en planten in verhouding van hun middelen.
14 – De burgers en planten hebben het recht zelf of door hun vertegenwoordigers de noodzaak van een openbare belasting te onderzoeken, haar goed te keuren, de aanwending ervan te controleren en haar onderdelen, grondslag, invordering en duur te bepalen.
15 – De maatschappij en de natuur heeft het recht zelf of via vertegenwoordigers rekenschap te vragen aan iedere openbare ambtenaar voor zijn bestuur
16 – Iedere maatschappij waarin de rechten voor mensen en natuur niet gewaarborgd zijn, noch de scheiding der machten is vastgelegd, heeft geen grondwet.
17 – Aangezien het eigendom en het zijn een heilig en onschendbaar recht is, kan geen levende entiteit ervan beroofd worden, tenzij de openbare noodzakelijkheid, wettelijk vastgesteld, dit vereist en onder voorwaarde van een rechtvaardige en van tevoren vast te stellen schadeloosstelling.
Wellicht is dit niet de manier om er te komen. Ook eerdere pogingen om het debat over rechten voor de natuur te voeren lijken soms vergezocht, absurd of worden van de hand gewezen. En toch kan één moedige schrijver het tij keren. Net zoals vrouwenrechten als absurd en bespottelijk werden beschouwd ten tijden van de Franse Revolutie, ging ook Christopher Stone ervan uit dat zijn betoog uit 1972 voor rechten voor de natuur met ridicuul zou worden ontvangen. En dat werd het ook. Daarentegen is er inmiddels een wereldwijde beweging, zoals den Outer ook in haar boek laat zien, waarin steeds meer mensen stilstaan bij het belang, het nut en de logica om rechten voor de natuur te codificeren en te beschermen. Wellicht wordt dit gedachtegoed net zo vanzelfsprekend als gelijke rechten voor vrouwen. Dit betekent uiteraard niet dat je nooit meer over een grassprietje mag lopen of aangeklaagd wordt voor doodslag bij het overrijden van een slak. Het roept wel vragen op over hoe we dan wel met de natuur om dienen te gaan en welke relatie mens ten opzichte van de natuur (en vice versa) heeft.
Daarmee zijn deze verkiezingen juist een goed moment voor bezinning. Misschien kunnen we, wanneer wij de definitie van bestaanszekerheid bediscussiëren in het politieke debat, ook eens kijken welke andere entiteiten hier een eveneens recht op zouden moeten krijgen: zowel geredeneerd vanuit het behoud van ons eigen bestaan, als vanuit het principe van inherente rechten aan hetgeen dat leeft op aarde. Een groene grondwet lijkt zo ver weg dan nog niet. Deze kans is dan niet alleen voor ons, maar voor alle generaties die nog gaan komen.
In deze themamaand over verkiezingen laten de verschillende experts van Kaf hun licht schijnen over dit bijzondere fenomeen. Wat kiezen we, hoe kiezen, waarom kiezen we?