Plan(ee)taardig
‘Als dit baldadig is, dan zijn alle vuilnismannen baldadig,’ aldus het pleidooi van de advocaat in een bizarre zaak afgelopen week in rechtbank Roermond. Een man had een boete gekregen voor het verwijderen van onkruid in een park. Betrof het hier asociaal gedrag of verdient deze man juist een lintje? Na het bestuderen van foto’s vond de rechter zich meer in dat laatste – het betrof immers onkruid.
De zaak lijkt in eerste instantie bespottelijk. Much ado about nothing. De redenering van het OM dat het een publiek park betreft en dat als iedereen dit zou doen we alle parken in Nederland wel kunnen opdoeken, kan makkelijk worden afgedaan: de politie had ook een waarschuwing kunnen geven om duidelijk te maken dat het niet de bedoeling is dat jan en alleman zelfstandig onkruid gaan wieden. Daar is het parkbeheer immers voor.
Hoewel het voorval met absurdisme is doorspekt, trekt deze zaak mijn aandacht om andere redenen. Het is namelijk helemaal niet duidelijk wat onkruid is. De Van Dale definieert onkruid als ‘ongewenste plant(en) tussen gekweekte gewassen’. Dat roept vragen op: wanneer is een plant ongewenst en wie bepaalt dat? Zo wordt de afgelopen jaren alarm geslagen over het woekeren van bramenplanten die een teken zijn van vervuilde bodems en daarmee een slechte naam krijgen, terwijl onderzoek van de WUR er juist op wijst dat bramenplanten een belangrijke rol het behoud van biodiversiteit spelen. Ook andere (on)kruiden blijken van belang voor de biodiversiteit en zijn vaak ook nog eetbaar.
Daarbij moet ik denken aan het gedachte-experiment van Stefano Mancuso. In zijn boekje ‘De universele rechten van de plant’ pakt hij de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) als blauwdruk en fantaseert (en onderbouwt) hij hoe een verklaring voor rechten van de plant eruit kan zien. Immers, redeneert hij, zijn planten de eerste levende organismen die deze aarde bewoonden en zijn wij als mensen medehuisgenoten geworden. 80% van de biomassa op aarde bestaat uit plant en toch drukt de mensheid haar agenda door. Mancuso beschrijft daarom hoe planten op zichzelf een eigen natie zouden (kunnen) vormen met eigen soevereiniteit.
In dat geval was er in de bovenstaande zaak geen sprake van baldadigheid, maar van moord. Maar hoe ver moet plantsoevereiniteit gaan? Het is een beangstigend beeld dat de reuzenberenklauw zijn gangetje kan gaan langs alle oeverbedden. Daarentegen is deze giftige plantensoort een exoot die zo’n 150 jaar geleden als tuinplant naar Europa is gehaald, waarna de plant zich al gauw verspreidde in het wild. Daarmee hebben we in plaats van een oplossing voor oeverbedden een vervolgprobleem gecreëerd. Mancuso’s idee dat we bewuster met planten om moeten gaan, lijkt dan zo slecht nog niet. Indien planten rechten krijgen, dan houden we een verantwoordelijkheid – namelijk het respecteren van die rechten – zonder dat we ons constant hoeven in te mengen en zo eigenlijk steeds meer problemen veroorzaken.
Ook een fijne gedachte om aan vast te houden wanneer ik volgende keer zwetend de tuin ploeter met een schoffel in de hand. Het kan anders. Respecteer het (on)kruid.