De caleidoscopische aanpak
In zijn Tilburgse oratie ‘Boeiend en geboeid’ (1987) stelt Ignace Snellen dat overheidsbeleid moet voldoen aan vier ‘rationaliteiten’: de juridische rationaliteit, de economische rationaliteit, de sociaal-wetenschappelijke rationaliteit, en de politieke rationaliteit. Maar hoe kijk je vanuit die verschillende rationaliteiten naar de werkelijkheid van het gevangeniswezen? In dit laatste deel van een drieluik met verschillende experts spreek ik Gerard Bakker, directeur Dienst Justitiële Inrichtingen. Hij probeert de lessen van Snellen dagelijks toe te passen: “Het geeft juist een totaalbeeld. Straffen en terugkeren naar de maatschappij heeft een caleidoscopische benadering. We doen het met veel verschillende onderdelen van de maatschappij. We doen het samen,” stelt Gerard. Ik ben dan ook benieuwd naar de doelstellingen die de justitiële inrichtingen hebben – en met name of die ook worden behaald.
Directeur Dienst Justitiële Inrichtingen
Gerard Bakker stelt zich voor. We kennen elkaar niet, maar via via vía viá spreek ik zijn contactpunt, Susanne. “Heel knap dat je langs Susanne heen kwam” lacht hij als we elkaar telefonisch spreken. Gerard Bakker is de 60 gepasseerd, “maar dat is het nieuwe 40 hoor. De energie is nog goed!” benadrukt hij.
Ooit op zijn 17e begonnen met werken, solliciteerde hij voor een baan als gevangenisbewaarder en bij de douane. Het werd de douane. “Die waren sneller in hun reactie.” Eenmaal werkzaam bij de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) begon Gerard Bakker met een avondstudie Fiscaal recht. Na het FIOD en de douane werd Gerard in 2007 aangesteld als directeur Concurrentietoezicht bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en sinds 2013 directeur Mededinging bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM). In die rol schoof hij ook aan als bestuursvoorzitter bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), in de tijd van de migratiecrisis. In die tijd schrijft hij zijn proefschift over innovaties in de handhavingsketen gericht op de beteugeling van financieel-economische criminaliteit. Daarin stond de vraag centraal welke innovaties succesvol bleken en welke niet. Dat Gerard zich graag met maatschappelijke vraagstukken bezig houdt, blijkt ook uit zijn huidige verbondenheid aan enkele universiteiten: “Ik publiceer ook nog af en toe”. Met een studie in fiscaal recht en criminologie combineert hij nog steeds zijn studies criminologie, mededingingsrecht, strafrecht en economie. In zijn vrije tijd is hij drummer bij het orkest kleintje pils. Dat deze band de wereld rond gaat om op Olympische Spelen te spelen is “leuke Holland promotie in het buitenland”. Daarbij is Gerard ook betrokken bij een aantal raden van Commissarissen. Ik schuifel wat met mijn voeten, wanneer ik mij bedenk dat mijn vrije tijd meestal op gaat aan mijn Netflix-account.
Toen hij in 2017 tot overheidsmanager van het jaar werd benoemd was dat voor hem een mooi moment om de overstap te maken. “De vluchtelingencrisis was toen minder heftig. In 2014-15 kwam de grootste stroom. Die beelden staan mij nu nog voor ogen. In 2017 heb gesolliciteerd voor de positie van directeur Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). En in die hoedanigheid bellen wij nu met elkaar.
Pracademic
“Ja, ik ben eigenlijk wel een pracademic! Iemand die praktijk en academia samen probeert te brengen.”
“Hoe werkt dat dan?” vraag ik.
“In mijn leiderschapsstijl probeer ik echt de autonome kracht van medewerkers te activeren. Bij DJI werken ruim 16.000 mensen. Zaken lopen pas goed als zij in hun energie zitten en het beste uit zichzelf halen. Ik probeer elke week één of twee locaties te bezoeken. Daarvoor maak ik ook een dag ruimte in mijn week. En we hebben veel locaties.” Gerard begint een opsomming om te laten zien dat de DJI zoveel meer is dan de gevangenis: “inrichtingen, gevangenissen, jeugdlocaties, forensische instituten, diensten zoals de dienstgeestelijke verzorging, en ook shared service centra. Wanneer ik daar ben, spreek ik met de mensen. Alles wat ik daar hoor, komt ook terug op de bestuursstapel. Maar vanuit de bestuurdersbril is het vaak conceptueel. Ik wil weten waar praktisch de kiezels in de schoenen zitten, maar ook waar de kansen liggen. De innovaties komen niet uit het bestuur, maar juist uit de mensen die het werk doen. Dát moet je doorvertalen naar bestuur en politiek. Dus ja, conceptueel heb je wel kennis nodig om ook effectief te zijn. Maar het praktische en bestuurlijke moet bij elkaar komen door die ervaringen en achtergronden mee te nemen. Mijn eerdere ervaringen vanuit controle, opsporing en vervolging, dus eigenlijk de uitvoerende kant van het verhaal, die neem ik nu mee om hier succesvol te zijn.”
Straf als maatschappelijke opdracht
Waar succesvol uit blijkt, lijkt mij lastig als (en ik chargeer) je werk het opsluiten van mensen is. “De opdracht waar we mee te maken hebben, is inderdaad insluiten, maar ook hoe je zorgt dat mensen niet in de recidive terugkomen. Wij werken aan een veilige samenleving. Dat is ‘binnen beginnen om buiten te blijven’: de tijd iemand binnen de muren van onze instellingen zit, willen wij zo goed mogelijk benutten zodat zij vervolgens buiten kunnen blijven. Het recidivecijfer is relatief hoog en toch werken onze mensen er aan om niet alleen op straf, maar juist ook op re-integratie en terugkeer in de samenleving te richten. Dat is een klus die de DJI niet alleen kan. Dit doen we met de samenleving samen: gemeenten, reclassering, kerken, en NGO’s, ze hebben allemaal een belangrijke rol. Juist die samenwerking, dat geeft mensen houvast om ook op het rechte pad te blijven. Dat lukt nooit 100%, maar we zien dit wel veranderen. Daarbij speelt uiteraard welke definitie je hanteert, maar we zien dat ruim 50% tot 60% niet recidiveert. Dat laat zien hoe belangrijk die werkzaamheden zijn.”
Hoe ziet zo’n samenwerking er dan uit? Waarom is het zo belangrijk dat juist die actoren ook in dat samenwerkingsverband aanwezig zijn? “Je wilt dat mensen op het rechte pad terug komen en een duwtje in de rug geven om daar ook te blijven. Dat heeft een bepaalde filosofie en achtergrond. De belangrijkste lijnen waarlangs mensen op dat rechte pad blijven zijn verbonden aan wat belangrijk is voor mensen: wonen, werken, schuldhulpverlening, identiteitsbewijzen en zorg. Dat noemen wij de vijf leefgebieden.”
Dat deze lijnen zo lopen maakt direct duidelijk dat er een verantwoordelijkheid ligt voor de samenleving, vertelt Gerard. “Die justitiabelen zijn van de samenleving. Uiteindelijk zijn ze langer onderdeel van de samenleving en maatschappij dan dat ze bij DJI zijn. Het is dan ook ontzettend belangrijk dat we goed samenwerken met die andere partijen om re-integratie op een goede manier aan te pakken. Dat was de aanleiding voor ons om deze koers in te slaan. Wij willen de gemeenten en reclassering en andere partijen al naar binnen halen voordat justitiabelen naar buiten gaan. We doelen erop om in een zo’n vroeg mogelijk stadium na te denken en te werken om die overgang makkelijker te maken.”
Variatie en balans
Daarbij is het belangrijk om te weten dat veel straffen kort zijn: “Straf varieert: soms gaat het om dagen, soms maanden, soms jaren, en soms ook levenslang. Levenslang bestaat, maar veel justitiabelen hebben een korte straf. Juist dan is het van belang dat mensen die maar ‘kort’ binnen zijn de draad wel weer kunnen oppakken nadat de straf erop zit. Als mensen een baan en woning hadden voordat ze binnen kwamen, dan is het belangrijk dat ze dat daarna ook weer kunnen oppakken. Wij geven een persoonlijk dossier mee zodat andere partners deze kunnen gebruiken om de volgende stap op een goede manier te maken. Met zo’n dossier wordt ook helder waar de problematieken liggen, gaat dit bijvoorbeeld om schuld of om zorg – en welke duwtje in de rug hebben deze mensen dan nodig om de draad weer op te pakken?”
Net zoals het palet aan straffen, is ook geen enkel justitiabele hetzelfde. “Er zijn harde criminelen, maar er zijn ook mensen die andere achtergronden hebben. Zo zijn er mensen met verslavingsproblematieken of mensen die laagbegaafd zijn, er zijn ook mensen die juist hele andere hulp nodig hebben dan slechts opsluiting als genoegdoening naar de maatschappij. Dat is soms lastig. Uiteindelijk wordt een straf opgelegd door de rechter, en wij voeren hem uit. Maar in die uitvoeringen gaan wij aan de slag om te zorgen dat die mensen ook verder kunnen gaan. Een voorbeeld hiervan is dat onze samenleving zo is ingericht dat je een ID-bewijs nodig hebt. Voor werkelijk alles wat je doet, heb je ID bewijs nodig. Ik wil er dan ook aan werken dat niemand het gevangeniswezen verlaat zonder ID-bewijs. Zonder dat bewijs sta je immer nergens. Dat heb je nodig om een woning te huren of beroep op voorzieningen te kunnen doen. Natuurlijk, als je dan direct je ID weer verkoopt of kwijtraakt, dan geeft dat nieuwe problemen.” Maar als het beginpunt is zo’n ID-bewijs een eerste stap naar terugkeer, vul ik aan. “juist, dat is precies die balans tussen straf en terugkeer die bij insluiten komt kijken.
Verandering
Is er een verandering geweest in de afgelopen jaren rondom de uitvoer van vrijheidsbenemende straffen en de manier waarop die samenwerking eruit ziet? “Het opleggen van straffen is een verantwoordelijkheid van de rechter. Wij zijn de uitvoerders van Montesquieu. Het uitvoeren doen we als hoofdtaak, maar wel op een humane manier, eentje die past bij onze democratie. Een interessant zijstapje: je hebt dat boek de Howardreizen. Je ziet daarin veel rechtssystemen en detentieregimes. Ieder systeem heeft afwijkingen. De gemeenschappelijke deler is ‘straf is straf’: misdaad loont niet en dat stralen we uit naar de samenleving. Foucaults Discipline and Punish (1975) legt al uit dat het oog van de maatschappij altijd is gericht op de gedetineerde. Maar aan de andere kant, en ik herhaal dit, gedetineerden zijn langer in de samenleving dan dat ze binnen onze muren verblijven. Je moet dus ook op een goede manier voor die overgang zorgen. Dat zijn twee pijlers die beiden aandacht nodig hebben. Die tweede pijler van systematisch werken met partners is dus eveneens een belangrijk aspect. En juist dit samenwerken geeft enorme kracht. Daarom hebben we ook een bestuurlijke overeenkomst gesloten met de gemeenten, de reclassering en met ons departement van justitie om te laten zien dat die vijf eerder genoemde leefgebieden in samenwerking kunnen worden uitgevoerd. Net zoals ik mij wil inzetten voor die identiteitsbewijzen, wil ik dat ook blijven doen voor de juiste zorg. In de toekomst zou de Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) onderdeel van dit convenant worden om onderdeel uit te maken van die samenwerking. Dat alles helpt om te zorgen dat binnen onze muren straf ook straf is, maar dat ook duidelijk wordt dat gedrag telt, zowel binnen als buiten. Op die manier gaan mensen ook sterker in de schoenen staan wanneer ze keuzes moeten maken.”
Hotel
Hoewel ik me kan vinden in de roep voor goede re-integratie, besef ik mij ook dat er een beeld is van de gevangenis als hotel, een dure overnachting die wordt betaald uit belastinggelden. “Je vrijheid is het belangrijkste goed wat een mens heeft. Ons gevangenissysteem is een spiegel van de samenleving: humaan maar streng. Net zoals in de samenleving je gedrag telt, telt dat ook binnen. We hebben binnen een systeem van promoveren en degraderen, gedetineerden hebben zelf invloed op bepaalde aspecten van hun tijd hier. Maar laat er geen enkel misverstand over bestaan: straf en vrijheidsontneming zijn heftig. We hebben er momenteel ook in de samenleving allemaal mee te maken door de coronamaatregelen en lockdowns.
Als ik vraag naar het Noorse gevangeniseiland Bastøy, een open gevangenis waar gedetineerden veel zelfstandige keuzevrijheid hebben, roept Gerard enthousiast dat hij daar geweest is. Hij heeft zelf ook een soort Howardreizen gemaakt. “Het is enorm interessant om van elkaar te leren. Ik zit ook in het bestuur van EuroPris, een Europees verband van het gevangeniswezen. Daar leren we van elkaar. Zo’n Noors eiland is natuurlijk bijzonder, maar slechts een klein deel van de justitiabelen komt daarvoor in aanmerking. Maar, de onderliggende gedachte, ‘straf is straf, maar gedrag telt’, is dus al geconcretiseerd in ons systeem. We hebben ook regimes waar mensen bepaalde vrijheden krijgen, zeker in de eindfase van detentie. Daarbij wordt een tussenvorm gemaakt tussen gevangenis en maatschappij. Een behandelplan kan dan zijn om onder begeleiding te oefenen om rondje door het park en om de locatie heen te lopen, of boodschappen te doen, maar dit behandelplan wisselt per regime, er is gewoon geen one size fits all. Maar naast die individuele onderdelen is er de duidelijke hoofdlijn waarin gedrag telt, dat maakt het humaan.” Ik denk aan Joeps uitleg over de functie van straffen.
Doelgericht
De lijn is duidelijk, maar wordt het doel van straf dan ook gehaald? Vraag ik. “Veel mensen zijn geïnteresseerd in wat we in Nederland doen op dit terrein. Vragen zoals ‘hoe voorkom je telefoonsmokkel’ en ‘hoe houd je contrabande buiten de deur’? Er wordt enorm geïnvesteerd in innovatie en veel buitenlanden zijn daarin dus geïnteresseerd. Ik merk dat mensen hier graag op werkbezoek willen komen en vragen hebben. Wij delen ook graag onze kennis, en leren graag van anderen.” Dat toont dan deels het succes aan.
Daarbij pakt Gerard deze vraag ook aan om te laten zien dat er misschien een ander beeld nodig is. “Er wordt veel geromantiseerd. Ik vind het van belang dat wij als DJI af en toe laten zien wat de echte werkelijkheid is. Het is van belang dat de samenleving ziet dat in de gevangenis zitten heftig is. Als wij buiten blijven als doel hebben, dan begint dat dus al binnen de muren van een DJI instelling. Dát is het doel.”
De allerlaatste vraag
Na ruim een uur gesprek voelt het alsof we elkaar wat beter kennen. ‘Wat maakt het dat u dit met plezier blijft doen?’ Vraag ik tot slot.
“Wat een mooie vraag.” Het is even stil. “Ik ben heel trots op die 16.000 medewerkers. Het werk is niet makkelijk. Ik heb zelf ook in uniform meegelopen en meegewerkt en dan zie je de dagelijkse werkelijkheid. Dat was heel leerzaam en het is mooi om te zien hoe de mensen hun werk doen en de wijsheid en ervaring die ze hebben. We proberen juist die ervaring te behouden door praktische ervaring door te geven en jongere of nieuwe medewerkers met de oude garde mee te laten lopen, om elkaar zo te laten beïnvloeden en van elkaar te leren. Een soort gezel-meester-systeem. Ja, de mensen die hier werken leveren echt prachtig mooi werk.
Maar er komen wel incidenten voor en die kunnen ook heel ernstig zijn. Zo hebben medewerkers wel eens te maken met bedreigingen of handtastelijkheden die plaatsvinden. Gelukkig zijn dit uitzonderingen, maar die vind ik heel heftig. Dat valt mij zwaar en het is voor mij niet te accepteren. Ik vind het dan ook belangrijk de achtergrond te kennen en contact te hebben met de mensen. Ik doe er alles aan om die veiligheid te creëren.”
Terugkijken
Dat was de allerlaatste vraag uit deze serie. Ik kijk terug op drie interessante gesprekken. Straf als doel op zich is niet wenselijk, maar straffen is ook niet onwenselijk, zolang we maar eerlijk straffen en belonen. Het vergt dan ook een caleidoscopische benadering om een caleidoscopisch vraagstuk aan te pakken: geen enkel mens is hetzelfde. Met alle variatie zal toch een eenduidige aanpak moeten worden opgesteld. Door alle drie de gesprekken weerklinkt dan ook eenzelfde boodschap: een straf op maat is noodzakelijk voor een betere samenleving. Hoe dat eruit komt te zien, daar leveren zij allen een stukje van de puzzel voor aan.
Interview heeft plaatsgevonden in de periode januari tot maart 2021. Lees ook de eerdere delen van dit drieluik over het hoe, wat en waarom van straf: het eerste deel met Joep Lenglet, orthopedagoog, en het tweede deel met Titia Fuchs, strafrechtadvocate.
In deze themamaand over straf laten de verschillende experts van Kaf hun licht schijnen over dit bijzondere fenomeen. Waarom straffen we, wat is het effect, en hoe werkt het eigenlijk?