File
In de lucht vliegt een groep ooievaars voorbij met baby’s in dekentjes, klaar om afgeleverd te worden bij nieuwe ouders. Op de snelweg staat een lange file. In een blauwe Fiat Panda zitten Chris en haar dochter Totter. Chris zit in de passagiersstoel, voor het gemak heeft ze haar sportbroek en vest aangetrokken. Totter zit achter het stuur. Ze heeft een kamer gevonden aan de andere kant van de stad, vandaag gaan ze er samen een kijkje nemen. Zo nu en dan duwt Totter het gaspedaal in en rijdt de auto langzaam vooruit.
De afgelopen weken deed Chris nauwelijks een oog dicht. Haar kleine meisje gaat weg. Ze ziet haar nog in haar armen, gewikkeld in een dekentje, gebracht door de ooievaar. Chris wilde al haar hele leven kinderen. Toen na vele pogingen bleek dat haar lichaam nooit kinderen zou kunnen dragen, nam haar toenmalige vriend Tom het besluit in alle stilte te vertrekken. Ten einde raad besloot Chris dan maar naar de ooievaar te gaan. Dat is natuurlijk geen schande, door alles tegenover Totter te verzwijgen kon ze het gevoel van mislukken diep wegstoppen. Ze zou het wel gaan vertellen. Ooit.
‘Mam, vertel nog eens over de bevalling,’ zegt Totter.
‘Ik stond op knappen, je wilde er zo graag uit. Maar je vader wilde per se nog iets gaan ruilen bij de Gamma, ik weet niet meer precies wat. Hij leek wel uren in die winkel te staan, intussen dacht ik dat ik ter plekke in de auto van jou zou gaan bevallen. Eindelijk kwam hij terug, toen…’
‘Praxis.’
‘Wat?’
‘Het was Praxis. Niet Gamma. Praxis.’
‘Ja. Klopt. Praxis.’
‘Je hebt al zo vaak verteld, mam.’
‘Ik ben moe, schat.’
Totter doet de motor uit en leunt met haar ellenboog tegen het raam. Chris gaat onderuitgezakt zitten maar voor ze kan doezelen begint Totter weer.
‘Je hebt het echt heel vaak verteld, mam.’
‘Schat, het was een foutje.’
‘Maar echt heel vaak. Je maakt nooit foutjes. Het is altijd hetzelfde. Altijd.’
Chris hoopt dat ze de file snel voorbij zijn. Dat ze snel bij Totters kamer komen, een film kunnen kijken met popcorn.
‘Ik ben moe,’ zegt Chris weer.
‘Praxis. Jezus Christus. Het is gewoon Praxis.’ Totter veegt over haar wang. Haar ogen zijn vochtig. ‘Ik ben op jouw kamer geweest.’
Chris doet haar ogen open. Ze slikt.
‘Ik heb het altijd al gevoeld, mam. Altijd. Op de basisschool. De middelbare school. Ik hoorde er gewoon nooit echt bij. Ook niet thuis. Jij hebt altijd je best gedaan, gevoelsmatig klopte er iets niet. Ik ben zo vaak op jouw kamer geweest. Om te zoeken. Ik wist niet wat ik zocht, maar ik wíst dat ik op je kamer moest zijn. Ik durfde alleen nooit echt goed te zoeken. Omdat… ik niet wist wat ik ging vinden. Maar nu kon ik het niet meer laten, ik moet het gewoon weten. En in de lade van jouw bureau… Lag een stuk papier. Helemaal bovenin staat een tekening van de ooievaar. Hij draagt een blauw petje, in zijn snavel heeft hij een dekenbundeltje. Maar wat mij vooral zo verschrikkelijk veel pijn deed, was dat mijn naam op dat stuk papier staat. In het midden. Met hele grote letters.’
De ooievaars zijn inmiddels minieme stipjes aan de horizon. Er lijkt geen eind aan de file te komen.