Onder invloed van de maan: het perspectief van een komkommer

Mijn naam is Krijn Komkommer en ik heb maar weinig tijd. Het laatste kwartier is immers gaande. Als de nieuwe maan verdwijnt achter de wolken zal ik mijn oude vorm weer krijgen en daar wil ik klaar voor zijn. Als komkommer leer je uitzien naar het donker. Dat klinkt misschien wat duister, maar het is zo.
Mijn naam is dus Krijn Komkommer en ik hang in een tuin tussen de hoge blote hemel en de aangestampte grond. Rond mij hangen opgroeiende soortgenoten. Verderop hangen de trostomaten, maar die spreken we sinds gisteren niet meer omdat het ketters zijn. Dat is een krasse uitspraak, ik weet het, maar ze is juist en dat mag iedereen weten.
Het begon ermee dat er laatst er een vrouw doorheen de tuin liep. Ze was geweldig mooi, maar daaraan heb je als komkommer niets. Naast haar liep echter nog vrouw en die hoorde ik praten. Ik op mijn beurt kon alleen maar luisteren, want de plant geeft mij geen vingers om mijn oren mee te dichten.
‘Wist je dat,’ zei de ene vrouw tegen de andere, en ik luisterde mee, ‘wist je dat de maan de waterhuishouding op aarde beïnvloedt?’
‘Ja,’ knikte de ander ijverig (ik luisterde nog altijd mee), ‘ja, want de maan beïnvloedt de getijden van de zee.’
Ik mag er dan weinig van weten, maar ik vond dat het gesprek uitstekend verliep. Het duurde echter maar heel kort (zoals ik al zei, ik heb weinig tijd) voordat mijn stemming omsloeg. Ik stond namelijk op het gevaarlijke punt waarop men de waarheid gaat horen, en die waarheid had ik liever niet gehoord.
‘En hoor eens,’ zei die ene vrouw weer – alsof ik iets anders had gekund, ‘wist je dat ons lichaam voor meer dan vijftig procent uit water bestaat?’
‘Dat weet ik’, zei de ander – en ik wist het daarmee ook, ‘en een komkommer uit wel meer dan vijfennegentig.’
Kijk, dat wist ik dus niet, en ik had het liever niet geweten ook. Vanmorgen regende het even, en het enige dat ik er nog in zag waren vallende stukjes soortgenoot, maar dan zonder vel. Ik zou er stil van worden als ik had kunnen spreken, maar dat kan ik niet, dus ik hou het kort.
‘Begrijp je dan,’ zei de ene vrouw – en ik, afijn, u weet het wel, ‘begrijp je dan dat het niet onwaarschijnlijk is dat de maan effect heeft op ons lichaam en onze emoties?’
Nu weet ik niets van vrouwen (want als komkommer heb je daar niets aan, en ik heb maar heel weinig tijd), dus ik weet ook niet dat ze wellicht gevoelig zijn voor één of ander. Sinds gisteren weet ik echter wel dat ik voor vijfennegentig procent uit water besta.
‘Daarom liggen we ’s nachts te woelen bij volle maan, we gaan slaapwandelen of we voelen ons onrustig, en overdag zijn we prikkelbaar en emotioneel,’ vervolgde ze met een vreemdsoortig diepe stem, ‘maar we krijgen ook nieuwe inzichten, helderheid, creatiedrift en levenskracht.’
En zij, voor wie al die reuring gold, zij bestond maar voor iets meer dan vijftig procent uit water.
Ik ga u niet alles vertellen. Dat zou niet netjes zijn en ik heb maar weinig tijd. De nieuwe maan is er immers bijna en daarvoor wil ik klaar zijn, als ik het tenminste mag beleven. Een komkommer weet nooit hoe lang hij nog heeft. Bedenkt u echter dat ik voor vijfennegentig (vijfennegentig!) procent uit water besta. Voor wie mij vastpakt kan ik hard aanvoelen, maar voor de krachten van de maan ben ik van elastiek. Ik zal u daarom niet vertellen hoe ik me voel bij volle maan, hoe de martelende waanzin door de plant giert, hoe de sappen krijsen, welke krampen ik ervaar en in welke godsonmogelijke kronkels ik gedwongen wordt. Ik ga u daarvan niets vertellen, ook niet van de onderlinge ruzies en de vreselijk gemene scheldpartijen. Misschien verbeeld ik me het slechts, wie weet! Het gaat me er alleen om dat de trostomaten er niets van geloven en dat het daarom ketters zijn.
‘De maan is de maan, en wij zijn tomaten’, zongen ze gisteravond, terwijl we toch allerzorgvuldigst en met klem op de waarschijnlijkheid van de mogelijkheid van de omstandigheid hebben gewezen. De vrouw had het immers zo gezegd.
‘Maar de energie!’, wierp mijn nicht Kristine uitermate krachtig op.
‘Horen jullie die? Horen jullie die? Wat een fantasie! Welke energie?’, zongen de tomaten spottend.
‘Nou,’ zei Kris met moeite na een lange tijd van stilte en bespiegeling, ‘energie!’
Het gesprek was echter dood en daarmee ook de tot voor kort vriendschappelijke band tussen komkommers en tomaten. Dat zal mij een zorg zijn, want de nieuwe maan komt er intussen bijna aan. Ik voelde me de afgelopen dagen gewoonweg rechter worden, en zojuist nog werd ik door mijn bovenbuurman hartelijk gelukgewenst met mijn goede humeur. Dat zegt genoeg, me dunkt, hoewel hij een aantal minuten nadien is geoogst. Afijn, je weet het niet. Ik voor mij hou het hier bij; zo’n laatste kwartier is ook niet eeuwigdurend. Ik zal het daarom niet hardop zeggen, maar die trostomaten (ze bestaan trouwens maar voor amper vierennegentig procent uit water, wat weten zij er ook van, droge kloten dat het zijn) kunnen wat mij betreft verrekken. Want de maan heeft wel degelijk invloed, hoor! Kijk maar naar de zee, zoals die vrouw vertelde. En ook nog wat Kris zei – wat was het nou – energie! Dat die nuchtere rooibollen verschrompelen!