Oost-Indisch doof

In mijn jeugd heb ik het meerdere malen moeten horen: ik was Oost-Indisch doof. Toen mijn moeder deze diagnose voor het eerst stelde, was ik aanvankelijk enigszins in paniek: wat was er mis met mij? Ze was echter niet zo des duivels dat ze me een uitleg ontzegde. Mijn moeder was immers ook leerkracht. Zij vertelde me dat dit betekent dat je net doet of je de ander niet hoort, omdat je dat wat gezegd wordt liever niet wil horen. Ik moest destijds – een jaar of acht oud – helaas bekennen dat mijn moeder het bij het rechte eind had gehad. Inmiddels denk ik dat er door jaren onverstandig dicht bij luide muziek vertoeven wel wat daadwerkelijke doofheid aan het optreden is; als kind hoorde ik écht wel dat mijn moeder me riep omdat ik mijn kamer nog steeds niet had opgeruimd.
De uitdrukking ‘Oost-Indisch doof zijn’ vindt zijn oorsprong in de vroegere Nederlandse kolonie Nederlands-Indië. Hoe hij precies ontstaan is, is niet duidelijk. In de negentiende eeuw werd opgetekend dat ‘deze hebbelijkheid van niet te willen luisteren naar eene vermaning of een verzoek wel het meest op de Oost-Indiërs toepasselijk is, daar hun, door de heete luchtsgesteldheid, eene natuurlijke traagheid eigen is’. Een causaal verband tussen de hitte en traagheid van begrip is echter nooit aangetoond. Indische vorsten hielden zich in gesprekken met de Nederlandse kolonisten wel vaak van de domme. Hoogstwaarschijnlijk probeerden ze zo uitstel te winnen. Net doen of je iets niet goed begrijpt, het klinkt behoorlijk kinderachtig. Maar toch scheen het te werken. Tot op zekere hoogte dan. Want uiteindelijk kregen de Nederlandse overheersers toch vaak wat ze wilden.
Uit betrouwbare bron heb ik overigens vernomen dat Indische arbeiders zich ook vaak ‘doof’ hielden als niet hun eigen, maar een andere Nederlandse meester ze stond uit te kafferen. Vergissingen tussen elkaars koelies werden blijkbaar aan de lopende band gemaakt en de Indiërs keken wel uit de machtige blanken te corrigeren.
Afijn, deze strategische manier van luisteren wordt door kinderen nog altijd veelvuldig in de praktijk gebracht. Ze horen vaak alleen maar wat ze willen horen, of onthouden in elk geval enkel datgene wat voor henzelf het gunstigst klinkt. Het voorlopige advies voor de middelbare school bijvoorbeeld. Wat je ook zegt, hoeveel voorwaarden je ook stelt, hoe duidelijk je ook vertelt dat één zwaluw geen zomer maakt: het enige wat de leerling (en zijn/haar ouders!) onthoudt, is het hoogst benoemde niveau. Je moet het uitspreken ervan al bijna mijden. Je loopt grote kans de komende gesprekken te moeten spenderen aan het bijstellen van onterecht hoge verwachten omtrent het advies. Het is dus heel belangrijk om je voorzichtig uit te drukken en op de vlakte te houden, zodat je later geen scheve gezichten krijgt. Of Indische waterlanders.