Mondkapje en de zeven trollen
Lang, lang geleden, op een thuiswerkplek hier ver vandaan, tuitte Margreet Foetselaar haar lippen, klapperde met haar onderkaak en kraakte haar vingerkootjes. ‘Een beertje buitelde blij bij de beek,’ zei ze hardop en met op elke b de nadruk. ‘Sterk en stevig staan we op aarde. Lage landen zo lieflijk en groen’. Margreet drukte de zachte stof van haar on-ear headset tegen haar oren en bewoog de microfoon naar een plek zo’n drie centimeter van haar lippen. Het blauwwitte mondkapje, waarop het logo van de rijksoverheid prijkte, raakte nog net niet de bekleding van de microfoon. ‘De spin spant met sprietige poten,’ vervolgde Margreet haar ochtendgymnastiek, ‘wondere woorden wenken de wolken.’ Ze logde in op het systeem, controleerde de tijd in de onderste rechterhoek van haar beeldscherm (07:57) en zag dat er reeds zeven videobellers in de digitale wachtkamer zaten. ‘Over de heide holde het haasje, statig en streng stijgt de arend.’
Na nog enkele tongtwisterijen waren alle vitale spieren in Margreets gezicht opgewarmd en bij het krieken van de werkdag bracht ze de verbinding met de eerste videobeller tot stand. Haar beeldscherm veranderde van zwart in een keukentafelschilderij, waarin huisschilder Jan Steen vuile koffiekopjes tegen een achtergrond van pastelkleurige keukenkastjes had gedrapeerd.
‘Goedemorgen,’ begon Margreet, ‘en welkom bij de vaccinatiehotline. Ik ben Margreet Foetselaar en beantwoord alle vragen die u over het coronavaccin heeft.’ Op wat geruis na bleef het stil en Margreet controleerde de schuifjes van het volumedashboard. ‘Hallo? Meneer… den Trom? Bent u daar? Hallo?’
‘Ja?’ klonk het opeens in haar oren.
‘Aha, meneer den Tr-’
‘Wat hopen jullie te bereiken? Wat is jullie plan?’
‘Uh, hoe bedoelt u?
‘Jullie!’ knalde het door haar hersenpan. ‘De overheid! Denken jullie dat we als makke schapen naar de slachtbank gaan? Nee toch zeker?’
‘Meneer den Trom,’ antwoordde Margreet met kalme stem, ‘ik kan u niet zien. Wilt u plaatsnemen voor de camera?’
‘Ha!’ brieste de onzichtbare stem. ‘In beeld komen? Zodat jullie met jullie huaweigezichtsherkenningssoftware mijn gezicht op kunnen nemen en er een deep fake van kunnen maken?’
‘We maken geen dee-’
‘Ha! Néé, natúúrlijk niet. Zou ik ook zeggen als ik u was. Maar met Big Pharma en 5G neem ik liever geen risico. Dank u wel.’ Even viel er een stilte.
‘Hebt u een vraag over het coronavaccin, meneer den Trom?,’ vroeg Margreet met ijspegels aan haar stembanden.
‘Die heb ik toch al gesteld?,’ beet den Trom haar toe. ‘Wat hopen jullie te bereiken? Wat is jullie plan met het vrije volk?’ Nog voordat Margreet kon antwoorden, verscheen voor de camera plotseling een gezicht met vurige blauwe ogen boven ingevallen bleke wangen, een spitse neus en warrige grijze haren. ‘Zeg het dan! Wat is jullie agenda?,’ drong hij aan. Vol verwachting likte den Trom met het puntje van zijn tong langs zijn lippen. Vanachter haar mondkapje kon Margreet het niet laten te glimlachen naar haar belager, die verdacht veel weg had van een wolf.
‘Fijn dat u zichtbaar bent, zo kan ik contact met u maken,’ antwoordde Margreet op de zoete toon waarmee ze een jaar geleden haar kleinkinderen verhaaltjes over roze suikerspinnen en luilekkerland voorlas.
‘De duivel moet men altijd in de ogen kijken!’
‘Nou, meneer den Trom, dat is niet erg vriendelijk van u. Als u geen vragen heeft over het coronavaccin dan ga ik dit gesprek beëindigen, want ik heb nog zes wachtenden.’
‘Zeg op!, brulde den Trom. Wat is jull-’ Met een muisklik verstomde de razernij en verdween de wolvenkop van Margreets beeldscherm. Margreet schoof de microfoon weg en trok haar mondkapje naar beneden, zodat ze een slok koffie kon nemen. Dertig seconden later zat ze klaar voor de tweede videobeller en maakte het zwart van de digitale wachtkamer plaats voor een wit laken dat met vier wasknijpers aan een gordijnrail was bevestigd.
‘Goedemorgen en welkom bij de vaccinatiehotline. Ik ben Margreet Foetselaar en ik zit klaar om al uw vragen over het coronavaccin te beantwoorden.’ Op het witte laken verschenen vlekkerige zwarte letters.
‘Goedemorgen,’ antwoordde een formele jongensstem. ‘En welkom bij mijn presentatie over de gevaren van het coronavaccin. Mijn naam is Sander van der Wou en ik ben tweedejaars student microbiologie. De presentatie duurt ongeveer twintig minuten en na afloop is er de gelegenheid om vragen te stellen. Het doel van deze pre-’
‘Ho! Pardon!,’ riep Margreet door de microfoon. ‘Ik onderbreek je even jongeman. Heb je een vraag over het coronavaccin?’ Een fractie van een seconde bleef het stil, maar de jongensstem herpakte zich en ging door met voorlezen: ‘…Het doel van mijn presentatie is het informeren van de rijksoverheid en van het publiek over de gevaren van het coronavaccin. Op mijn eerste sheet ziet u een afbeelding van het coronavirus. De stekels, de zogenaamde spikes, zijn goed zichtbaar.’ Margreet verbrak de verbinding en het diepe zwart van haar beeldscherm keerde terug. Met nog vijf videobellers te gaan, trok ze de headset van haar hoofd, duwde haar bureaustoel abrupt naar achteren en beende naar het toilet van haar tweekamerflatje. Ze trok de deur van het toilet open en klampte de rand van de wastafel met beide handen vast tot haar knokkels wit zagen. Je doet het voor het geld en voor de kleinkinderen, Greet, zei ze hardop tegen de spiegel boven de wastafel. Zeven magere bijstandsjaren liggen achter je, Greet. Corona was jouw kans. Ze wilden een ervaringsdeskundige, iemand die complotdenkers en trollen begrijpt. Jij bent die deskundige! Grijp je kans! En het geld! Nooit meer zwartwerken en huizen poetsen. Voortaan alleen nog wit. Sneeuwwit. En wanneer alles weer normaal is, zie je eindelijk de kleinkinderen weer. Ga je een weekendje met ze naar zee. Lees je ze verhalen en sprookjesboeken voor. Ga je weer dansen, zwieren en naar de kroeg. Lekker gek doen met Astrid en haar vrijers. In de spiegel zag Margreet haar borstkas snel heen en weer gaan. In de stof van haar mondkapje ontstond een grote vochtige vlek en een traan rolde langs haar wang. Langzaam trok ze met trillende vingers het mondkapje naar beneden. Eerst verscheen haar knobbelneus, daarna de wratten in haar mondhoeken en als laatste de schilferige, pokdalige huid van haar kin. Het mondkapje belandde in de wastafel. Maar wat als het vaccin niet werkt, stamelde ze, of als mijn huidziekte verergert? Of wat als het pas over twee jaar werkt en Daantje en Lize al te oud zijn voor sprookjesboeken? Margreet wreef met haar handpalm het traanvocht uit haar ogen. Spiegeltje spiegeltje aan de wand, fluisterde ze, wie is de mooiste trol van Nederland?